Suikerzoet, kan geen kwaad, doet je goed?

Jan Blaauw

In mijn praktijk zie ik zeer regelmatig gezondheidsproblemen die nauw samen hangen met de manier waarop wordt gegeten, zeker als het om gedragsproblemen of psychische problemen gaat. Er valt veel te vertellen over zoetigheid, suiker, koolhydraten. Er is al veel gepubliceerd hierover en waar ik voor wil waken is om voor de zoveelste keer dingen te herhalen. Toch wil ik een aantal basisaspecten eruit lichten, om de mythe rondom suiker te doorbreken, inzichtelijker te maken.

Suiker is voor kinderen vaak onbedoeld of gericht een bedoelde ‘zoethouder’. Vaak blijkt suiker ook een analogie te vertonen met vervanger voor ‘liefde’.

Nederland is een land met hoog suikerverbruik per hoofd van de bevolking. We gebruiken per jaar ongeveer 45 kilo suiker, waarvan 40% in de vorm van pure suiker en de rest in verwerkte vorm (koekjes, snoep, kant-en-klaar gerechten en gebak). Het gemiddelde suikerverbruik over de gehele wereld bedraagt zo’n 17,5 kilo per hoofd per jaar.

De volharding van de Nederlandse Suikerstichting

Er is, buiten melk en vet, niet snel een andere groep van stoffen die zoveel controverse kent. We zijn het er met z’n allen over eens dat het gebruik van suiker aan banden gelegd moet worden en dat het kwalijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Niets is minder waar voor de Nederlandse Suikerstichting, waar het belang van een goed suikerverkoop in Nederland bovenaan staat. Op de site van deze stichting staat onder meer te lezen:

  • A) ‘met name voor mensen met overgewicht is het beter om naar verhouding meer koolhydraten te eten en meer te bewegen.’
  • B) men hoeft geen onderscheid te maken te maken in het type verteerbare koolhydraten. Uiteindelijk worden ze allemaal omgezet in glucose, of ze nu van pasta of suiker komen, en leveren ze op dezelfde wijze energie.’
  • C) In een gezonde verantwoorde voeding past suiker prima.’
  • D) Over de rol van suiker bij overgewicht bestaat een aantal vooroordelen; zo zou suiker een ‘dikmaker’ zijn en zouden producten met toegevoegde suiker alleen maar ‘lege calorieën’ leveren.

Graag wil ik hier op in gaan, maar eerst korte uitleg wat suiker is.

Glucose is de meest voorkomende koolhydraat (suiker) of uiteindelijke stofwisselingsproduct en algemeen aanwezig in ons lichaam. Het menselijke bloed bevat ongeveer gemiddeld 5 mmol/l. In geval van ziekte kan de glucosespiegel veranderd zijn. Glucose is ook een veel gemeten grootheid in een ziekenhuislaboratorium. Een veel betere maat om te meten is die van de Hb1Ac om inzicht te krijgen in een langere tijd dan alleen een momentopname door het meten van glucose. Dit zegt iets over de bloedsuikerwaarde van de afgelopen twee maanden. Glucose wordt in de dunne darm opgenomen en wordt via de poortader naar de lever getransporteerd. De lever regelt het glucose gehalte in het bloed. Is er te veel glucose, dan wordt er glycogeen van gemaakt, en is er te weinig glucose in het bloed dan wordt dit glycogeen weer afgebroken tot glucose. Glucose wordt gebruikt als direct bruikbare energie voor de lichaamsbrandstof.

Koolhydraten worden op grond van molecuulgrootte ingedeeld in drie groepen. De drie groepen zijn:

Allereerst punt A).

De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) heeft recent een dringende aanbeveling gedaan om in plaats van de eerder gehanteerde stelregel van 25% toegevoegde suiker deel uit te laten maken van de totale energie-inname, deze te verlagen naar maximaal 10%! De belangrijkste reden voor de WHO was de toenemende obesitas (overgewicht) in de geïndustrialiseerde landen. Dan de Nederlandse situatie: de Gezondheidsraad beveelt aan dat voor volwassenen tenminste 40% van de dagelijkse energie moet worden geleverd door koolhydraten! Wat we weten uit de fysiologie en biochemie is dat een overmaat aan suiker niet wordt verbrand, maar in de stofwisseling wordt omgezet naar triglyceriden. Dit maakt op zijn beurt weer deel uit van het totaal cholesterol gehalte. Hiermee kan het cholesterolgehalte oplopen naar ongewenste waarden en verhoudingen (meer triglyceriden, hoger gehalte aan het slechte LDL cholesterol en lagere HDL, juist de gunstige variant. We hebben alle fracties nodig, maar het gaat hierbij om de verhouding, de balans!).

Enkele belangrijke onderzoeken die bovenstaande staven.

Hogere consumptie van suikergezoete drank is geassocieerd met een grotere toename van gewichtstoename en een toegenomen risico voor het ontwikkelen van type 2 diabetes bij vrouwen, mogelijk door het leveren van excessieve calorieën en grote hoeveelheden van snel opneembare suikers. (Sugar-sweetened beverages, weight gain, and incidence of type 2 diabetes in young and middle-aged women. Schulze MB, Manson JE, Ludwig DS, Colditz GA, Stampfer MJ, Willett WC, Hu FB. JAMA. 2004 Aug 25;292(8):978-9)

 

Een ander onderzoek geeft aan dat een laag koolhydraat(rijk) dieet gunstiger uitkomsten geeft ten opzichte van een conventioneel dieet. Gewichtsverlies was weliswaar gelijk in beide groepen, maar de effecten op de verandering van de vaatwand onder invloed van vetten en de glycemische controle (balans van de suikerspiegel) waren uitgesproken beter bij een laag koolhydraat(rijk) dieet na correcties/aanpassingen voor verschillen in het onderzoek wat betreft het gewichtsverlies.

(The effects of low-carbohydrate versus conventional weight loss diets in severely obese adults: one-year follow-up of a randomized trial.

Stern L, Iqbal N, Seshadri P, Chicano KL, Daily DA, McGrory J, Williams M, Gracely EJ, Samaha FF.

Philadelphia Veterans Affairs Medical Center, University of Pennsylvania Medical Center, Ann Intern Med. 2004 May 18;140(10):778-85)

  1. B) Iedere leek weet dat je voor auto’s verschillende vormen van energie/brandstof nodig hebt: diesel, LPG, loodhoudende benzine, loodvrije benzine, etc. Dat je ook niet alle typen brandstof in alle auto’s kunt stoppen, mag verondersteld worden bekend te zijn. Analoog aan de spijsvertering dient onze brandstof (koolhydraten) als energieleverancier. Maar de conditie van de aangeboden brandstof, de mate van het kunnen verteren en opnemen, de aanwezige co-factoren zoals vitaminen, mineralen spoorelementen, enzymen, en de eventuele mankementen van ons systeem.

We weten ook dat er snelle (voorkomend in snoep, gebak, etc.) en langzame suikers (voorkomend in granen, groenten en fruit) bestaan, die de bloedsuikerstofwisseling kunnen ondersteunen of onder druk kunnen zetten.

Glycemische index

Vanuit onderzoek uit de jaren 70 is gebleken dat verschillende koolhydraatbevattende voedingsmiddelen verschillende effecten gaf op de glycemische index (GI). De GI is een maat voor de snelheid waarmee een voedingsmiddel wordt verteerd, geabsorbeerd en de bloedglucose laat stijgen (uitgangspunt is 50 gram koolhydraten van een testvoeding).

Een paar voorbeelden.

110% maltose (bier)
100% glucose, dextrose, druivensuiker
91 – 99% aardappelen uit de oven, frites, rijstebloem
80 – 90% aardappelpuree, honing, gekookte worteltjes,  wit hamburgerbroodje, snelkookrijst, rijstwafel, gepofte rijst, cornflakes, chips, popcorn,  tuinbonen, druivensap, gedroogde dadels, tapioca meel (cassave), watermeloen, pompoen
70 – 79% suiker, frisdranken, wit brood, stokbrood, witte rijst, koekjes, consumptie-ijs, gesuikerde ontbijtgranen, candybars, noedels, ravioli, koolraap
60 – 69% bruin brood, gekookte aardappelen, bietjes, rozijnen, jam met suiker, jus d’orange uit een pak, griesmeel, noedels, ravioli, couscous
50 – 59% witte deegwaren (macaroni, spaghetti), bruinbrood met extra zemelen, boekweit, erwtjes uit blik, zilvervliesrijst, basmati rijst,  kapucijners, maïs, zandgebak
40 – 49% ontbijtgranen zonder suiker, volkoren roggebrood, volkoren tarwebrood, verse doperwtjes, druiven, vers sinaasappelsap,  Aziatische kleefrijst, volkoren pasta, waterijs
30 – 39% bruine bonen, appel, sinaasappel, peer, perzik,  volkorenbrood, melk en melkproducten (kwark, yoghurt), rauwe worteltjes, bruine bonen, witte bonen, linzen, chocolademelk, sperziebonen, gedroogde abrikozen, vijgen
20- 29% kersen, pruimen, grapefruit, fructose, jam zonder suiker, spliterwten, bittere chocolade (min 72% cacao)
15% pinda’s, walnoten, tahoe, soja, verse abrikozen
< 15% bladgroenten, ui, knoflook, aubergine, courgette, tomaat, champignons, citroen, etc.

De glycemische index: hoe hoger het getal, des te ongunstiger

Glycemische lading

Een ander belangrijk aspect is de glycemische lading, welke misschien nog belangrijk is dan de GI. Deze wordt ook gezien als een beter maat omdat de glycemische respons niet alleen afhankelijk wordt gesteld van de soort koolhydraten (voedingsmiddel), maar ook van de hoeveelheid van het voedingsmiddel.

Een voorbeeld is de inname van bereidde wortelen. De GI is hoog, terwijl de glycemische lading laag is. Om 50 gram koolhydraten uit wortelen binnen te krijgen, moet je een hoeveelheid van 650 gram wortelen eten!

Over de jaren heen zal het gebruik van snelle suikers en ook nog eens als deze in overvloed zijn, zorgen dat er teveel glucose in het bloed terechtkomt. De alvleesklier moet overspannen zorgen voor voldoende insuline om het bloedsuikergehalte terug te brengen naar aanvaardbare waarden. Hierdoor kunnen zich andere problemen aandienen variërend van een glucose-intolerantie, hypoglycemie, insuline-resistentie tot diabetes aan toe. Welke verklaring hebben we voor het feit dat ouderdomsdiabetes (wat dus een verkeerde naam is) al op jonge leeftijd epidemiologische verschijnselen aan het aannemen is? Voor mij staat vast dat er een relatie bestaat.

Natuurlijke suikers bevatten naast de ‘brandstof’ zogenaamde co-factoren, bestaande uit vitaminen, mineralen, spoorelementen en overige stoffen die belangrijk zijn om de uiteindelijke brandstof goed om te zetten naar een vorm van energie voor het lichaam. Stoffen die bij de omzetting en regulering van de bloedsuikerspiegel een rol vervullen zijn onder andere: zink, mangaan, chroom, vitamine B1, B3, B5, l-cysteïne, alfa-liponzuur, l-glutamine en vitamine C. In het geval van witte suiker, ontbreken deze co-factoren. Bij consumptie moet het lichaam zelf die stoffen leveren om tot een goed verloop te komen. Bij frequent gebruik van witte suikers kan het lichaam deze vaak niet compenseren vanuit andere voeding (vaak is bij flink suikergebruik de hele balans in de voeding zoek) en kan zelfs tekorten oplopen in genoemde stoffen. Dat betekent dat de kwaliteit van onze energiehuishouding terugloopt en erger nog zou het kunnen zijn dat organen en weefsel anders gaan functioneren onder invloed van tekorten. In de orthomoleculaire geneeskunde spreken we over relatieve tekorten (het lichaam kan alle primaire functies nog optimaal uitvoeren, maar een aantal secundaire functies lopen terug en veroorzaken klachten).

  1. C) Natuurlijk past suiker in een gezonde voeding. Maar ongezonde suikers en ongezonde voeding past niet bij gezondheid, maar bij ongezond zijn. Een keer witte suikers eten, hoeft geen probleem te zijn. Maar frequent verkeerde suikers zorgen op termijn voor problemen zoals eerder geschetst. Koolhydraten maken onderdeel uit van de macronutriënten: koolhydraten, eiwitten, vetten, vezels en water. Hier dient een balans in te zijn.
  1. D) Over het vermeende ‘dikmakende’ effect. Dit is er wel degelijk. Zie de aangehaalde onderzoeken onder A). Ook de ‘lege calorieën’ is geen onzinverhaal. Dit wordt nog eens uitgelegd onder B).

Het effect van suiker op kinderen

Suiker wel of niet de boosdoener bij ADHD?

De vermeende negatieve uitwerking van suiker op het gedrag is eigenlijk nooit door onderzoek bevestigd. Dat deze er wel is, wordt door vele ouders aangehaald. Girardi et al (1995) vonden dat kinderen met ADHD bij suikergebruik ten opzichte van de controlegroep maar de helft van de catecholaminen (adrenale hormonen, zoals noreprinefrine en epinefrine) vrijgaven die een tegenwicht bieden aan een snelle daling van de bloedwaarden van glucose door een hoog insulinegehalte. Tevens vonden zij middels PET-scans dat kinderen met ADHD minder hersenactiviteit vertoonden door een insufficiënte glucosespiegel en testen toonden slechtere cognitieve prestaties aan. In een onderzoek uit 1978 bij 261 hyperactieve kinderen bleek al dat na het doorlopen van een vijf uur durende glucosetolerantietest 74% een abnormaal vlakke glucoseresponsecurve had. De reden dat suiker niet direct negatief zal uitwerken bij diverse onderzoeken, kan liggen aan de volgende aspecten:

– de onderzochte kinderen aten relatief al gezond (weinig suikers);

– in het onderzoek wordt gebruikgemaakt van minder gebruikelijke suikers (bijvoorbeeld alleen sucrose in plaats van glucose of fructose, etc.)

– het gehalte aan suiker en de soorten suikers uit de glycemische index werkt bepalend;

– alleen acute en kortetermijneffecten werden bekeken;

– uitwerkingen hebben ook te maken met de kwaliteit van de suiker (gekaramelliseerd, geroosterde granen, etc.)

– interacties zijn in deze onderzoeken niet meegenomen, alsof suiker op zichzelf staat in een zeer complex biochemisch systeem;

– intestinale dysbiose kan aanleiding geven tot veranderde verterings- en absorptieprocessen;

– geen last van een glucose-intolerantie, hyperinsulinisme, enzymatische verstoringen etc.

De ervaringen vanuit mijn praktijk en de verhalen van ouders en leerkrachten laten zien dat suiker een duidelijk verstoorder kan zijn in het gezondheidsbeeld.

Ik hoop dat deze informatie mensen aanzet tot een ’weerwoord’ naar diegene die zeggen: witte suiker eten valt best mee (de eerste gedachte van toen dat suiker alleen slecht zou zijn voor de tanden en cariës veroorzaakt is veelal blijven hangen). Maar ook dat er meer en meer gezocht wordt waarom dit zo is.

Ook hier geldt het motto: ’voorkomen is beter dan genezen’!